Naar boven ↑

Update

Nummer 20, 2022
Uitspraken van 15-09-2022 tot 28-09-2022
Redactie: mr. G.A. Keus, mr. J.K. van de Poel, mr. ir. O.W.J.M. Scholte, mr. R. Veenhof en bc. K-RMT P.A.H.M. Willems.

Geachte heer/mevrouw,

Bijgaand treft u een nieuwe STAB OGR Update aan.

In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen twee weken op www.ogr-updates.nl is gepubliceerd. De rechtspraak wordt geselecteerd en samengevat door medewerkers van STAB.

Annotatie
Iris Kieft, advocaat bij Nauta Dutilh, schreef een annotatie bij de uitspraak van het hof Den Haag van 9 juni 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:1036). Het ging in deze zaak over het hoger beroep van een inwoner van de gemeente Rijswijk tegen de aan hem opgelegde afvalstoffenheffing. Het hof oordeelt dat de gemeente niet voldoet aan haar inzamelingsplicht voor huishoudelijke afvalstoffen, omdat de dichtstbijzijnde afvalcontainer op 850 meter van de woning van belanghebbende ligt. De gemeente had hem daarom geen afvalstoffenheffing mogen opleggen.

Rechtspraak
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen vanaf de website downloaden. Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:

De Staat heeft onrechtmatig gehandeld door te ruime normen in de Wet geurhinder en veehouderij op te nemen.
Eisers wonen allen in de directe omgeving van intensieve veehouderijen en ondervinden stankoverlast daarvan. Zij vorderen onder meer dat de civiele rechter voor recht zal verklaren dat de Staat onrechtmatig handelt zolang hij de huidige geurhinderregelgeving, met name de normering voor geurbelasting in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in stand laat. De rechtbank is van oordeel dat het onacceptabel is individuen min of meer permanent bloot te stellen aan een woonomgeving waarvan de milieukwaliteit ‘zeer slecht’ of ‘extreem slecht’ is geworden en de milieugezondheidkwaliteit ‘onvoldoende’ of ‘ruim onvoldoende’. Dit is (op gebiedsniveau) aan de orde als de belasting 19,4 ou/m³ of hoger bedraagt. In dat geval is geen sprake meer van een fair balance tussen economische belangen en de gezondheidsbelangen van het individu. In die gevallen is sprake van strijd met artikel 8 EVRM, waarbij de onrechtmatigheid van de Staat erin gelegen is dat hij de vergunningverstrekkende lagere overheden door te ruime wettelijke normen in de positie heeft geplaatst waarin zij ten koste van die eisers vergunningen mogen of moeten verstrekken die een te zware wissel trekken op de gezondheid van die individuen. OGR 2022-0171

Een beslissing op het verzoek om gebruiksruimte moet worden aangemerkt als besluit in de zin van de Awb.
Een projectontwikkelaar heeft verzocht om reservering van gebruiksruimte voor gronden die zijn gelegen binnen het plangebied van het ‘Omgevingsplan Binckhorst’. Dit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. De locatie heeft de bestemming ‘Transformatiegebied’. Volgens de planregels geldt als hoofdregel dat gebruiksruimte voor een project wordt toebedeeld op het moment dat voor dat project een omgevingsvergunning wordt verleend. Vooruitlopend op deze toedeling van gebruiksruimte, wordt gebruiksruimte gereserveerd op het moment dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend. De planregels voorzien – onder voorwaarden – ook in de mogelijkheid om voorafgaand aan een aanvraag om een omgevingsvergunning gebruiksruimte te reserveren. Burgemeester en wethouders van Den Haag hebben dit laatste geweigerd omdat geen sprake is van een rechtsverhouding met of overeenkomst met betrekking tot de kadastrale percelen als bedoeld in de planregels. De rechtbank oordeelt ambtshalve dat de beslissing om gebruiksruimte te weigeren is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. OGR 2022-0165

Flitsbezorging is geen ‘detailhandel’ in de zin van het bestemmingsplan
Burgemeester en wethouders van Tilburg hebben een last onder dwangsom opgelegd aan verzoekster, een flitsbezorgingsbedrijf. Verzoekster stelt dat het college de in het bestemmingsplan opgenomen definitie van het begrip ‘detailhandel’ ten onrechte niet letterlijk heeft uitgelegd. De voorzieningenrechter van de rechtbank is van oordeel dat de kern van detailhandel – en de hier relevante definitie – omvat dat er op enig moment in de vestiging van verzoekster fysiek contact is tussen verzoekster en de klant. Ten aanzien van de flitsbezorging is daar geen sprake van. Er is geen sprake van verkoop ter plaatse omdat de artikelen via het internet of de app worden besteld en betaald. Op het moment dat het personeel in het pand op de hoogte raakt van de bestelling, is de verkoop al afgerond. Verder bevinden zich in het pand wel producten, maar deze vormen geen uitstalling ten behoeve van de verkoop op internet of via de app. Evenmin is bij flitsbezorging sprake van levering van de goederen op de locatie, omdat het enige fysieke contact tussen verzoekster en de klant plaatsvindt bij het afleveren van de bestelde goederen op het bezorgadres. OGR 2022-0168

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen hebben over uw abonnement op deze nieuwsbrief of de website www.ogr-updates.nl, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Heeft u inhoudelijk opmerkingen of vragen over de samenvattingen en/of annotaties op www.ogr-updates.nl, dan kunt u zich rechtstreeks richten tot de OGR Updates-redactie van STAB via ogr-updates@stab.nl.

Met vriendelijke groet,

Redactie van STAB OGR Updates

Hof

Rechtbank

Raad van State